maar

als woordenboektrefwoord:

maar:
vgw. van tegenstelling of beperking; bw. niet meer dan, slechts; altijd door; o. (maren), bezwaar, tegenwerping.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

maar (bw) :
voortdurend, steeds, almaar
maar (bw) :
enkel, pas, slechts
maar (bw) :
toch
maar (zn) :
nieuws, bericht, nieuwtje, tijding, nieuwstijding, mare
maar (zn) :
bezwaar, bedenking, tegenwerping
maar (vw) :
echter, evenwel, doch, edoch

als synoniem van een ander trefwoord:

evenwel (bw) :
echter, toch, maar, niettemin, desalniettemin, nochtans, desniettegenstaande
echter (bw) :
toch, maar, intussen, niettemin, evenwel, daarentegen, doch, nochtans
slechts (bw) :
enkel, alleen, maar, niet meer dan, louter
pas (bw) :
eerst, nog maar, maar, slechts
bericht (zn) :
nieuws, mededeling, boodschap, melding, kennisgeving, aankondiging, maar, bekendmaking, nieuwtje, tijding, annonce, nieuwstijding, afkondiging, aanzegging, mare
mits (zn) :
conditie, bepaling, maar, voorbehoud, voorwaarde, term, beding, modaliteit, voorbeding, stipulatie, randvoorwaarde, proviso
nieuws (zn) :
bericht, aankondiging, maar, actualiteit, bekendmaking, tijding, wereldnieuws, nieuwstijding, mare
doch (vw) :
echter, maar, edoch
alleen (vw) :
maar

woordverbanden van ‘maar’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Integendeel en soms ook maar zijn zuiver tegenstellende voegwoorden. Mijn oom las niet welsprekend, niet mooi, zelfs niet goed op sommige plaatsen, maar het was stichtelijk. Ik geloof niet, dat iemand ooit een geestige, gedachte heeft gehad in een trekschuit; integendeel de roef is de ware atmosfeer van alle mogelijke vooroordeelen. Doch, edoch, dat bijna, en dan, dat thans geheel verouderd is, zijn evenals meestal maar, tegenstellende voegwoorden, die eene bewering inleiden, welke òf geheel in strijd is met de mededeeling van den vorigen volzin, òf anders is, dan men zou verwachten, òf iets terugneemt van 't geen in den vorigen zin gezegd is. Maar is gemeenzamer en meer gebruikelijk dan het eenigszins deftige doch. Prijs, zonder vleierij; berisp, maar zonder smalen. Hij was kostbaar, doch zonder smaak gekleed. Echter en evenwel dienen om te verhinderen, dat men uit den vorigen zin eene verkeerde gevolgtrekking zou maken. Men meene echter (evenwel) niet, dat deze regel altijd opgaat. De overige woorden doen dit nog sterker; zij leiden eene gedachte in die tegenovergesteld is aan die, welke men logisch zou verwachten. Met dat al en ondertusschen, die vooral in de spreektaal in gebruik zijn, zijn het zwakst. Toch is het sterkst. Nochtans wordt weinig meer gebruikt. Hij ging ondertusschen maar stil zijn gang. Hij heeft met dat al een gemakkelijk leventje! Hoe wij hem ook trachtten te bepraten, toch bleef hij op zijn stuk staan. Nochtans was God hem genadig.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 72:

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 135:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 381:

zie ook:

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0044 c