omweg

als woordenboektrefwoord:

omweg:
m. (-en), niet de kortste weg ; zonder omwegen antwoorden, openhartig, ronduit.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen: niet gevonden.

als synoniem van een ander trefwoord:

kunstgreep (zn) :
omweg, handigheid, uitweg, noodsprong, truc, kneep, list, foefje

woordverbanden van ‘omweg’ grafisch weergegeven

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

omweg, zijweg, uitweg

De weg, die van den gewonen of hoofdweg afwijkt.

Uitweg is een weg, die men meer toevallig nog ontdekt om op den hoofdweg te komen, als men op een min of meer afgesloten plaats is geraakt; zonder dien uitweg, zou men er dus moeten blijven; vandaar fig. het middel om zich uit een neteligen of gevaarlijken toestand te redden: In een dicht bosch een uitweg zoeken. Dit is de eenige uitweg voor hem, om zich nog te redden. Zijweg is de weg, die van den hoofdweg afvoert; er is weinig of geen verkeer, zoodat men niet of zoo goed als niet gezien wordt; vandaar: langs zijwegen zijn doel bereiken (men wil het doel verborgen houden). Vaak ook is aan zijweg het begrip verbonden, dat hij op een dwaalspoor brengt, men slaat n.l. den zijweg in, in plaats van den hoofdweg te houden : de politie op zijwegen lokken. Een omweg voert ten slotte wel evenals de hoofdweg naar het verlangde doel, maar eerst na veel langeren tijd. Kiest men zulk een omweg, dan heeft het voor den oningewijde allen schijn, dat men een ander doel dan het verlangde wil bereiken; in zoover brengt men een ander daarmee, evenals door een zijweg, óók op een dwaalspoor; men geeft echter op een omweg een ander doel voor, terwijl men het op een zijweg meer geheim houdt: Langs omwegen achter het geheim komen.

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0038 c