arbeider

als woordenboektrefwoord:

arbeider:
m. (-s), werkman ; dagloner.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

arbeider (zn) :
werker, landarbeider, werkkracht, werkman, fabrieksarbeider
arbeider (zn) :
werknemer, loonslaaf, loontrekker

als synoniem van een ander trefwoord:

kracht (zn) :
personeel, functionaris, werkneemster, hulp, bediende, werknemer, arbeider, beambte, employé, employée, arbeidskracht
arbeidskracht (zn) :
werker, assistent, werkkracht, werknemer, arbeider, medewerker
werkman (zn) :
arbeider, handwerksman

woordverbanden van ‘arbeider’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

arbeider, dagloner, werkman

Een persoon, die voor loon meest lichamelijken arbeid verricht. Werkman wordt gebezigd van hem, die eene werkzaamheid of een beroep heeft, waarvoor ondervinding en kennis noodig zijn. Arbeider duidt meer aan dengene, die werkzaamheden verricht, waarvoor weinig geestesoefening of wetenschap en kunstvaardigheid, maar vooral spierkracht gevorderd wordt. Daglooner wordt hij genoemd, wiens loon per dag berekend wordt; bij voorkeur iemand, die geen vasten patroon heeft, en in den land- of tuinbouw werkzaam is. De tuinman en de boer hebben hun arbeiders en daglooners, de timmerman en de metselaar hun werklieden.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 168:

arbeider, arbeidsman, werkman

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

arbeider
bourgeois

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
woordcombinaties:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0024 c