dop

als woordenboektrefwoord:

dop:
m. (-pen), schil, omkleedsel; dekseltje.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

dop (zn) :
schil, peul, huls, bolster, pel
dop (zn) :
doping, pepmiddel, pep
dop (zn) :
hard drug, speed
dop (zn) :
sluiting, kapje
dop (zn) :
schaal, schil
dop (zn) :
hoed, kap
dop (zn) :
stop

als synoniem van een ander trefwoord:

steun (zn) :
tegemoetkoming, bijstand, dop, subsidie, uitkering, werkloosheidsuitkering, volksverzekering, vervangingsinkomen, stempelgeld, sociale verzekering
stop (zn) :
sluiting, dop, kurk, prop, tap, plug, stopsel
schaal (zn) :
schelp, schil, schild, dop, pantser, pel
bast (zn) :
schil, schors, dop, peul, bolster
kap (zn) :
muts, dop, pet
hoed (zn) :
dop, chapeau
lid (zn) :
deksel, dop
kijker (zn) :
oog, dop

woordverbanden van ‘dop’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

bolster, dop

Dop is de schaal waarin iets vervat is: eierdop, notedop; bolster de buitenste bast of schil van sommige vruchten, zooals noten, enz.; ook het ruwe omkleedsel van het graan.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 208:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 390:

bolster, dop

woorden met een verwante vorm:

werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.002 c