krank

als woordenboektrefwoord:

krank:
bn. (-er, -st), ongesteld, ziek.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

krank (bn) :
ziek

als synoniem van een ander trefwoord:

ziek (bn) :
beroerd, naar, misselijk, ongesteld, ongezond, onwel, ellendig, koortsig, kwakkelig, krank

woordverbanden van ‘krank’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Wanneer iemand niet gezond is, zal men hem, alleen wanneer deze toestand van blijvenden aard is, ongezond noemen. In dit geval is er nog geen bepaald lijden op den voorgrond getreden. Geschiedt dit, dan is ziek hiervoor de algemeene en tevens de sterkste uitdrukking. Ook van afzonderlijke deelen van het lichaam en van dieren en planten wordt het gezegd. Krank duidt hetzelfde aan, maar is deftiger, en wordt daardoor meer in figuurlijken zin gebezigd. Onwel en ongesteld geven een lichteren graad van ziek zijn aan. Onwel ziet meer op het onaangename gevoel, ongesteld op den toestand. Ongezond en ziekelijk drukken bijna hetzelfde uit, doch ziekelijk is sterker. Een ongezonde toestand en een, ziekelijke toestand der maatschappij. Voor hij ziek werd, voelde hij zich reeds eenige dagen onwel. Dewijl hij door en door ongezond is, moet hij telken jare naar de baden; hij is echter nooit bepaald ziek. Maar zelden behoefde, hij om ongesteldheid de lessen te verzuimen. Die dame werd op het concert onwel.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 328:

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 87:

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0023 c