landloper

als woordenboektrefwoord:

landloper:
m. (-s), bedelaar zonder vast verblijf.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

landloper (zn) :
zwerver, schooier, bedelaar, vagebond, hobo, zwermer, tramp, dalver

als synoniem van een ander trefwoord:

zwerver (zn) :
dakloze, schooier, landloper, vagebond, clochard, zwerveling
bedelaar (zn) :
zwerver, schooier, landloper, parasiet
vagebond (zn) :
zwerver, schooier, landloper, tramp
zwermer (zn) :
landloper

woordverbanden van ‘landloper’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Het eerste woord duidt alleen een persoon aan, die aan de huizen onderstand vraagt; een schooier is een slecht gekleede, zwervende bedelaar, bij wien men geneigdheid om te schooien of te stelen veronderstelt; landlooper en vagebond stellen meer het zwervend leven op den voorgrond, terwijl men bij schobbejak meer denkt aan het slechte karakter van iemand, die tot allerlei kwaad in staat is.

woorden met een verwante vorm:

werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0023 c