hok

als woordenboektrefwoord:

hok:
o. (-ken), bergplaats ; slaapplaats ; stal.
hok:
o. (-ken), 10 à 12 korenschoven schuin tegen elkaar gezet.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

hok (zn) :
berghok, bergplaats, berging
hok (zn) :
hut, krot, keet, kot
hok (zn) :
hokje
hok (zn) :
doel
hok (zn) :
kooi
hok (zn) :
vak

als synoniem van een ander trefwoord:

bergplaats (zn) :
plaats, ruim, schuur, schuurtje, stalling, loods, bergruimte, berghok, hok, berging
hut (zn) :
huisje, kooi, hok, stulp, chalet, keet, kot, cottage
kooi (zn) :
slaapplaats, stal, hut, hok, kot
doel (zn) :
pot, schietschijf, hok, goal
kot (zn) :
kooi, krot, hok, hutje
keet (zn) :
hut, krot, hok
kast (zn) :
kamer, hok
schot (zn) :
hok, kot

woordverbanden van ‘hok’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 251:

hok, kot, nest

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0025 c