toom

als woordenboektrefwoord:

toom:
m. (tomen), teugel, leidsel.
toom:
m. (tomen), broedsel : een toom kuikens.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

toom (zn) :
teugel, leidsel
toom (zn) :
broedsel

als synoniem van een ander trefwoord:

teugel (zn) :
lijn, toom, leidsel, breidel, zeel
lijn (zn) :
ketting, teugel, toom, leiband

woordverbanden van ‘toom’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Hoofdstel noemt men de gezamenlijke riemen, die aan den kop van het dier bevestigd worden; breidel, dat weinig meer gebruikt wordt en gebit (bit) het mondstuk, dat door die riemen in den bek wordt opgehouden. Teugels heeten de leireepen aan het mondstuk vastgemaakt, waarmee men stuurt. Toom wordt zoowel van het geheele hoofdstel, als van het gebit of de teugels gezegd. Figuurlijk wordt toom, evenals breidel en teugel, gebezigd in uitdrukkingen als deze, zijne hartstochten in toom houden; den teugel vieren aan zijne hartstochten; zijne hartstochten een breidel aanleggen.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 408:

woorden met een verwante vorm:

werkwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0014 c