ambtenaar

als woordenboektrefwoord:

ambtenaar:
m. (-s, ...naren), die een ambt bekleedt.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

ambtenaar (zn) :
diplomaat, bestuurder, functionaris, beambte, administrateur, bureaucraat, klerk, magistraat, staatsdienaar, staatsambtenaar, rijksambtenaar, referendaris, overheidsdienaar, landsdienaar, ambtsdrager, commies, dignitaris, apparatsjik
ambtenaar (zn) :
pennenlikker

als synoniem van een ander trefwoord:

beambte (zn) :
functionaris, ambtenaar, bediende, employé, geëmployeerde
bediende (zn) :
dienaar, ambtenaar, werkman, beambte, employé

woordverbanden van ‘ambtenaar’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

ambtenaar, beambte

Ieder die eene bediening bekleedt, waartoe hij door eenig gezag is aangesteld, is een beambte; het woord is echter door het gebruik beperkt tot degenen, die in lagere bedieningen geplaatst zijn. Ambtenaren zijn degenen die een ambt bekleeden, en een meer zelfstandigen werkkring hebben. De hoofdambtenaren en de beambten der spoorwegmaatschappij. De rechterlijke ambtenaren. In sommige streken worden onder de ambtenaren meer bepaald de kommiezen der belasting verstaan.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 163:

ambtenaar, beambte

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
woordcombinaties:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.002 c