fruit

als woordenboektrefwoord:

fruit:
v. en o. sappige vruchten, zoals bessen enz.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

fruit (zn) :
vruchten, ooft

als synoniem van een ander trefwoord: niet gevonden.

woordverbanden van ‘fruit’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Eruit noemt men alle eetbare vruchten uit het plantenrijk, zooals appelen, peren, aardbeziën, frambozen, bessen, enz.; boomvruchten die vruchten, welke aan boomen groeien. Onder ooft verstaat men alle fruit, doch inzonderheid appelen en peren. De takken zijn gebogen onder het wicht van het ooft. Fruitvrouw.

Als iemand met een haag die fruiten heeft geladen
Zich op de reize geeft en naar de markten spoedt . . .

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 391:

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0019 c