schacht

als woordenboektrefwoord:

schacht, schaft:
v. (-en), steel; mijn-put ; bovenstuk van een laars.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

schacht (zn) :
koker, stang, buis, stok, pijp, staaf, staak, steel
schacht (zn) :
groen, nieuwkomer, eerstejaarsstudent, noviet
schacht (zn) :
koker, mijnschacht, mijnput
schacht (zn) :
schaft, rekruut
schacht (zn) :
gang, put
schacht (zn) :
pijl

als synoniem van een ander trefwoord:

buis (zn) :
slang, koker, goot, leiding, pijp, schacht, cilinder
koker (zn) :
etui, buis, pijp, schacht, schede, huls, foedraal
wel (zn) :
bron, koker, waterput, schacht, put, welput
staak (zn) :
paal, stok, schacht, steng
put (zn) :
schacht, boorput
schaft (zn) :
schacht

woordverbanden van ‘schacht’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 108:

pluim, veder, schacht, pen

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0029 c

Dankzij donaties zie je op deze en volgende pagina's geen advertenties.

Wist je dat synoniemen.net een eenmansproject is? Door te doneren help je bij het voortbestaan en om advertenties hier helemaal overbodig te maken.