als trefwoord met bijbehorende synoniemen:
als synoniem van een ander trefwoord:
woordverbanden van ‘aanlopen’ grafisch weergegeven
in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):
Met vlugge schreden zich ergens heen begeven. Aanstappen geeft te kennen dat men het stappende, met gelijken tred gaande, doet; aanbeenen wordt meer in gemeenzamen stijl gebruikt, en ziet meer op vermeerdering van snelheid dan aanstappen; aanloopen laat in het midden of de beweging in draf of in stap geschiedt. Geef mij uw arm en laat ons wat aanstappen. Jongens, we moesten aanbeenen, wilden we den trein halen! We moeten aanloopen, willen we op lijd er zijn; zouden we het maar niet in den draf zetten. Laat het paard wat aanloopen.
Terwijl men op weg is met een ander doel, zich naar iemands woning begeven om hem te spreken of hem iets te zeggen. Het laatste wordt uitsluitend gezegd van een vluchtig bezoek. Ik liep even bij den boekhandelaar aan om een boek te bestellen. Langs zijn huis komende liep ik even bij hem aan. Ik ging bij hem aan om hem over de zaak te spreken.
Met spoedig een einde nemen. Alleen synoniem als onpersoonlijke werkwoorden, welke het voortgaan gedurende eene tijdruimte uitdrukken van een subject, door het voornw. het aangeduid, en in een anderen zin uitgedrukt. Aanloopen wordt alleen van een betrekkelijk kort tijdsverloop gezegd, aanhouden en duren van langere tijdsruimten. Het zal wel anderhalf uur aanloopen, eer ik terug kan zijn. Het zal lang aanhouden, eer dat werk af is. Het houdt lang aan, duurt lang, eer hij zijn examen doet.
in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 41:
woorden met een verwante vorm:
zie ook:
bij andere sites:
debug info: 0.0094 c