bonk

als woordenboektrefwoord:

bonk:
m. (-en), oud paard; zwaar persoon.
bonk:
v. (-en), stuk, brok.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

bonk (zn) :
brok, klomp, kluit, klont, homp
bonk (zn) :
schonk, knok, knook
bonk (zn) :
lomperik

als synoniem van een ander trefwoord:

klap (zn) :
klets, haal, mossel, tik, hengst, slag, mep, peuter, knal, ramp, peer, dreun, smak, flap, patat, bons, mot, knots, stoot, pees, lel, lap, plof, oplawaai, bonk, oorvijg, opdoffer, oorveeg, pof, pats, opstopper, opduvel, makke, pets, muilpeer, floep, loei, plets, klak, peut, houw, watjekouw, weerbots, pardaf
klomp (zn) :
blok, stuk, massa, brok, kluit, klont, hoop, bonk, homp, slomp, kloef
brok (zn) :
stuk, mop, hap, klomp, fragment, brokstuk, bonk, homp, morzel
kluit (zn) :
brok, klodder, klomp, klont, kwak, bonk, wegge
klont (zn) :
mop, klodder, kluit, kwak, bonk, klonter
homp (bn) :
brok, kluit, bonk

woordverbanden van ‘bonk’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 288:

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0027 c

Dankzij donaties zie je op deze en volgende pagina's geen advertenties.

Wist je dat synoniemen.net een eenmansproject is? Door te doneren help je bij het voortbestaan en om advertenties hier helemaal overbodig te maken.