figuur

als woordenboektrefwoord:

figuur:
v. en o. (...guren), gedaante; afbeelding ; model.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

figuur (zn) :
afbeelding, plaatje, voorstelling, illustratie, zinnebeeld
figuur (zn) :
persoonlijkheid, persoon, ziel, sterveling, mens, individu
figuur (zn) :
bouw, vorm, gedaante, gestalte, postuur, lichaamsvorm
figuur (zn) :
personage, romanpersonage, romanfiguur
figuur (zn) :
motief, model, patroon
figuur (zn) :
toer, dansfiguur
figuur (zn) :
grafiek

als synoniem van een ander trefwoord:

gestalte (zn) :
voorkomen, aanzien, figuur, vorm, stal, gedaante, formaat, uiterlijk, grootte, verschijning, leest, postuur, silhouet, verschijningsvorm
voorstelling (zn) :
afbeelding, plaatje, figuur, weergave, portret, gelijkenis, representatie, tableau, beeltenis, uitbeelding
vorm (zn) :
voorkomen, figuur, uitdrukking, stal, profiel, gedaante, uiterlijk, gestalte, verschijningsvorm, contouren
gedaante (zn) :
figuur, uiterlijk, gestalte, verschijning, verschijningsvorm
gast (zn) :
type, kerel, vogel, figuur, knaap, knakker, gozer, heerschap
individu (zn) :
persoon, figuur, sterveling, mens, particulier, mensenkind
kwast (zn) :
vogel, figuur, gek, snuiter, kwibus, zot, sijs, piechem
persoon (zn) :
type, figuur, personage, element, iemand, heerschap
product (zn) :
nummer, persoon, figuur, mens, creatuur
vogel (zn) :
type, kwast, figuur, kwibus, snoeshaan
mens (zn) :
type, persoon, figuur, pappenheimer
gedaante (zn) :
figuur, vorm, uiterlijk, gestalte
motief (zn) :
figuur, patroon, thema, stramien
postuur (zn) :
figuur, gestalte, lichaamsbouw
snoeshaan (zn) :
type, figuur, snuiter, sujet
nummer (zn) :
type, figuur, portret
persoonlijkheid (zn) :
persoon, figuur, mens
portret (zn) :
figuur, mens, sujet

woordverbanden van ‘figuur’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

In het algemeen kan men zeggen, dat figuur ziet op het uiterlijk voorkomen, zooals het zich in ruwe omtrekken, vorm op het uiterlijk voorkomen, zooals het zich in meer bepaalde omtrekken vertoont, terwijl bij gedaante en gestalte op alles wordt gelet, wat aan eene verschijning haar eigenaardig karakter verleent, en gedacht wordt aan de gezamenlijke lijnen, waardoor het beeld wordt gevormd. Vorm staat ook voor wijze van samenstelling (b.v. van contracten enz.), en in den pluralis voor de manier van zich voor te doen. Een man van vormen (een wellevend man).

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 170:

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0026 c