rammelen

als woordenboektrefwoord:

rammelen:
(gerammeld), doen klinken ; babbelen.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

rammelen (ww) :
ratelen, rinkelen, kletteren, klepperen
rammelen (ww) :
niet kloppen, niet deugen
rammelen (ww) :
schudden
rammelen (ww) :
knorren

als synoniem van een ander trefwoord:

ratelen (ww) :
rammelen, kloppen, kraken, klapperen, kletteren, klepperen

woordverbanden van ‘rammelen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Weinig beduidende dingen zeggen. Praten, kallen en kouten is een gemeenzaam gesprek voeren tot tijdverdrijf enz. over onverschillige onderwerpen; kallen en kouten worden in de dagelijksche taal minder gebruikt; zij hebben het bijdenkbeeld van gezelligheid. Snappen en babbelen is snel en aanhoudend spreken zonder er veel bij te denken; het eerste wordt bij voorkeur van jongere kinderen gezegd; aan het laatste is dikwijls het denkbeeld verbonden, dat hetgeen men zegt ten nadeele is van anderen. Kakelen, rammelen en snateren geven zoo onophoudelijk en luid babbelen of snappen te kennen, dat men zich geheel alleen van het gesprek meester maakt, en het voor anderen onmogelijk is er een woord tusschen te krijgen. „Ja maar, Koosje!" rammelde mevrouw Dorbeen, voorbij Mietjen van Naslaan heen sprekende.....

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 190:

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 251:

woorden met een verwante vorm:

werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0018 c