stoer

als woordenboektrefwoord:

stoer:
bn. (-der, -st), groot; krachtig.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

stoer (bn) :
flink, geblokt, robuust, kordaat, ferm, kloek, koen, forsig
stoer (bn) :
stevig, mannelijk, fors, potig, struis, breedgeschouderd

als synoniem van een ander trefwoord:

dapper (bn) :
flink, stoer, stout, moedig, gewaagd, onbevreesd, heldhaftig, vrijmoedig, gedurfd, stoutmoedig, onverschrokken, fier, ferm, kloek, heroïek, manmoedig, onvervaard, manhaftig, koen, onversaagd, onbeschroomd, kloekmoedig
flink (bn) :
stoer, standvastig, moedig, sterk, energiek, krachtig, dapper, doortastend, geducht, kordaat, ferm, manhaftig
kranig (bn) :
flink, stoer, taai, standvastig, sterk, knap, energiek, dapper, kordaat, ferm, manmoedig, manhaftig
koen (bn) :
stoer, stout, moedig, onbevreesd, dapper, stoutmoedig, onverschrokken, manhaftig, onversaagd
kordaat (bn) :
wakker, stoer, flink, vastberaden, dapper, doortastend, vastbesloten, struis, ferm, kloek
robuust (bn) :
stevig, stoer, gespierd, flink, sterk, krachtig, fors, potig, struis, kloek
kloek (bn) :
stoer, moedig, energiek, krachtig, dapper, kordaat, onversaagd
mannelijk (bn) :
stoer, flink, viriel

woordverbanden van ‘stoer’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

stoer
tenger

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0024 c