braken

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

braken (ww) :
overgeven, kotsen, spugen, spuwen, uitspuwen, vomeren, speken
braken (ww) :
walgen, afschuw hebben
braken (ww) :
stampen, fijnstampen
braken (ww) :
breken
braken (ww) :
mengen

als synoniem van een ander trefwoord:

overgeven (ww) :
braken, kotsen, spuwen, uitkotsen, uitbraken, vomeren
opgeven (ww) :
overgeven, braken, spuwen, uitspuwen
uitwerpen (ww) :
braken, spuwen, uitspuwen
breken (ww) :
braken

woordverbanden van ‘braken’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Het door den mond uitwerpen van stoffen. Spuwen wordt in het algemeen gebruikt voor iets op deze wijze uitwerpen; zonder meer beteekent het speeksel uitwerpen. Figuurlijk wordt het ook van zaken gezegd, als een berg, die vuur spuwt. Dialectisch heeft spugen dezelfde kracht. Dikwijls wordt dit echter ook gebruikt van het uitwerpen van stoffen door den mond, tengevolge van eene ziekelijke aandoening van de maag. Bij braken is dit altijd het geval, terwijl overgeven euphemistisch voor braken gebruikt wordt. Kotsen beteekent hetzelfde als braken, maar wordt alleen in platte spreektaal of studententaal gehoord.

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0018 c