nat

als woordenboektrefwoord:

nat:
bn. (-ter, -st), vochtig.
nat:
o. vloeistof.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

nat (bn) :
regenachtig, vloeibaar, vochtig, waterig, drassig, zompig, nattig, humide
nat (bn) :
doorweekt, kletsnat, doordrenkt
nat (bn) :
vloeistof, vocht

als synoniem van een ander trefwoord:

klef (bn) :
vochtig, plakkerig, kleverig, nat, nattig, plakkend, tets
vochtig (bn) :
vocht, nat, klam, drassig, nattig, humide
vocht (zn) :
vochtigheid, nattigheid, vloeistof, nat

woordverbanden van ‘nat’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

nat, vochtig

Beide adjectiva duiden aan dat iets waterdeelen bevat. Waar deze uiterlijk zichtbaar zijn, daar spreekt men van nat; bevat iets betrekkelijk weinig waterdeelen dan spreekt men van vochtig.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 469:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

nat
dor, droog

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0014 c