onmacht
als woordenboektrefwoord:
- onmacht:
- v. machteloosheid; flauwte, bezwijming.
als trefwoord met bijbehorende synoniemen:
- onmacht (zn) :
- impotentie, onvermogen, machteloosheid
- onmacht (zn) :
- flauwte, bezwijming
als synoniem van een ander trefwoord:
- flauwte (zn) :
- onmacht, katzwijm, appelflauwte, bewusteloosheid
- bezwijming (zn) :
- onmacht, flauwte
- onvermogen (zn) :
- onmacht
woordverbanden van ‘onmacht’ grafisch weergegeven
in Charivarius' Een Ander Woord (1945):
- bewusteloosheid:
- zwijm, bezwijming, flauwte, onmacht
- flauwte:
- bezwijming, zwijm, bewusteloosheid, onmacht
- machteloosheid:
- onmacht
- onmacht:
- bewusteloosheid, flauwte
- onmacht:
- machteloosheid, onvermogen, zwakte
- zwakte:
- onmacht, machteloosheid, krachteloosheid, slapte, onvermogen
in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 32:
in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):
- onmacht ≠
- macht
woorden met een verwante vorm:
bijvoeglijk naamwoord
zie ook:
bij andere sites:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
overige:
debug info: 0.002 c
