uitgang

als woordenboektrefwoord:

uitgang:
m. (-en), het uitgaan ; deur.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

uitgang (zn) :
poort, hek, deur, uitweg, exit, sortie
uitgang (zn) :
optocht, rondgang, doortocht
uitgang (zn) :
uitloop
uitgang (zn) :
uitweg

als synoniem van een ander trefwoord:

uitlaat (zn) :
opening, uitgang
uitweg (zn) :
uitgang, uitlaat
uitweg (zn) :
uitgang

woordverbanden van ‘uitgang’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

achtervoegsel, uitgang

Een letterklank of lettergreep, die op zich zelf geen woord is, maar achter een woord of woordstam gevoegd wordt om een nieuw woord te vormen. Achtervoegsel en uitgang waren vroeger gelijk van beteekenis, doch uitgang is nu beperkt tot de letters en lettergrepen, welke tot de buiging van een woord behooren.

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

uitgang
entree, ingang

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0018 c