als woordenboektrefwoord:
als trefwoord met bijbehorende synoniemen:
als synoniem van een ander trefwoord:
woordverbanden van ‘bevel’ grafisch weergegeven
in Charivarius' Een Ander Woord (1945):
in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):
Eene duidelijke aanwijzing van iemands wil of gevoelen, die aan een ander gegeven wordt, opdat deze zich daarnaar moge gedragen. Voorschrift heeft de ruimste beteekenis. Het ziet zoowel op eene aanwijzing, waarnaar wij ons, als het ons goeddunkt, kunnen gedragen (zooals eene vriendschappelijke raadgeving, een welmeenende wenk) als op eene zoodanige, waarnaar wij ons gedragen moeten. Men gaf hem uitvoerige voorschriften op reis mede. Een wettelijk voorschrift. Bevel, de daad van bevelen, en gebod, de daad van gebieden, sluiten de verplichting tot gehoorzaamheid in. Gebod is deftiger en edeler, en onderstelt in den regel een voorschrift, dat niet alleen voor het oogenblik kracht heeft, maar dat gedurende een lang tijdsverloop moet worden opgevolgd. Gods geboden. (Vgl. onder wet). Een enkele maal komt bevel ook voor in deze opvatting. God, wiens bevel niet door mag dringen Bij 't volk, dan door der priestren mond, enz.
Last, van laden, hetgeen op iemand geladen wordt, duidt overdrachtelijk iets aan, dat men anderen te doen geeft, en is dus een zoodanig bevel of gebod, dat voor hem, tot wien het gericht wordt, werkzaamheid medebrengt. De regeering gaf haar ambassadeur in last hierover ophelderingen te vragen. De juridische uitdrukking voor het opdragen van een last is lastgeving. Opdracht noemt men een last, die iemand wordt opgedragen, waarbij voor dengene, die de opdracht geeft, moet gehandeld of gesproken worden, maar waarbij voor dengene, die de opdracht heeft, meer vrijheid van handelen bestaat dan bij een last. Order geeft een bevel tot schikking of regeling te kennen, en bij uitbreiding: bekendmaking, bevel. De dag order. Ik geef u order den dief te arresteeren. Dikwijls staat het ook voor bevel in het algemeen. Wacht mijne orders af! Is er iets van uwe orders? (Hebt ge iets te gelasten)?
Macht is het vermogen om iets te volbrengen of te doen geschieden en zich te doen gehoorzamen. Gezag is eigenlijk de macht en het recht om te bevelen. Alle vier woorden worden ook gebruikt in den zin van heerschappij. Gebied hecht hieraan een begrip van onbeperkte macht; bl het denkbeeld, dat de oppermacht aan den bevelhebber door iemand is toevertrouwd. De vaderlijke macht; het vaderlijk gezag. Maar laat de Deugd haar luister stralen, dan huldigt alles haar gebied. De staten droegen De Ruijter het bevel over de vloot op. Vóór de eerste Fransche omwenteling was de koninklijke macht in Frankrijk nog even onbeperkt als in de dagen van Lodewijk XIV, maar van het koninklijk gezag was niet meer dan eene schaduw overgebleven. Zijn gezag ophouden.
in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 337:
in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 167:
zie ook:
bij andere sites:
debug info: 0.0024 c