bloot

als woordenboektrefwoord:

bloot:
bn. (bloter, -st), naakt, onbedekt.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

bloot (bn) :
naakt, onbedekt, poedelnaakt, spiernaakt, ontkleed, ongekleed, nakend
bloot (bn) :
simpel, enkel, zuiver
bloot (zn) :
naaktheid

als synoniem van een ander trefwoord:

gewaagd (bn) :
stout, link, avontuurlijk, bloot, onzeker, gevaarlijk, gedurfd, riskant, stoutmoedig, hachelijk, vermetel, boud
naakt (bn) :
onbedekt, kaal, poedelnaakt, bloot, ontbloot, in adamskostuum, onbekleed, nakend
kaal (bn) :
naakt, glad, schraal, bloot, onbehaard, dor, ontbladerd, onbegroeid
onbedekt (bn) :
naakt, kaal, bloot, ongedekt, openlijk, onverhuld, ongekleed
enkel (bw) :
zuiver, alleen, alleen maar, slechts, puur, bloot, uitsluitend, gewoonweg, louter, eenvoudigweg
louter (bw) :
enkel, alleen, slechts, bloot, uitsluitend
uitsluitend (bw) :
enkel, alleen, bloot, louter

woordverbanden van ‘bloot’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

bloot, kaal, naakt

Bloot is onbekleed, ongedekt; naakt is zonder kleederen, ontbloot van alle bedekking en daardoor zichtbaar; kaal, waaraan de natuurlijke bedekking, zooals vederen, haar, bladeren, enz. ontbreekt. Terwijl naakt op het ontbreken van alle bedekking van het lichaam ziet, gebruikt men bloot alleen van deelen van het lichaam, die zonder bedekking zijn, hetzij ten opzichte van een ander voorwerp, hetzij in meer algemeenen zin. Men loopt op bloote voeten. Hij lag met alles bloot. Hij draagt het op het bloote lijf. Men loopt met het bloote, niet met het naakte hoofd. De pas uitgekomen vogels zijn kaal; de boomen in den winter zijn kaal. Kleeren om het naakte lijf te dekken. De wederdoopers in Amsterdam liepen naakt over de straat. De bloote grond is de ongedekte grond; de kale grond, een grond waarop niets groeit. Bloot heeft ook de beteekenis van zonder eenig hulpmiddel of wapen: met het bloote oog iets zien, den vijand de bloote borst bieden. Hieruit ontwikkelde zich het begrip van zonder iets er bij, alleen. Ik zeg u de bloote waarheid wil zeggen: ik zeg niets meer dan de waarheid. Onder de naakte waarheid verstaat men de onverbloemde, de onbewimpelde waarheid.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

naakt, kaal, bloot

Zonder bedekking.

Bloot gebruikt men van liehaamsdeelen, die niet bedekt zijn, naakt ziet op het geheele lichaam, kaal is alles, waaraan de natuurlijke bedekking ontbreekt: Bloote voeten. Het naakte lichaam. Een kaal hoofd. Ook in fig. beteekenis blijft de onderscheiding bijbehouden: Hij sliep op den blooten grond: die niet door een kleed bedekt was. De naakte waarheid: zonder eenige bekeeding, dus geheel zichtbaar. Uit: de bloote borst (zonder eenige bedekking) ontwikkelde zich het begrip ongewapend: het bloote oog; en verder zonder iets er bij: het is maar een bloot vermoeden: een vermoeden en anders niet.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 382:

bloot, naakt

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 325:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

bloot
gekleed

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
bijwoord

zie ook:

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0025 c