jaloers

als woordenboektrefwoord:

jaloers:
bn. (-er, meest -), naijverig; ijverzuchtig.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

jaloers (bn) :
afgunstig, naijverig, ijverzuchtig

als synoniem van een ander trefwoord:

afgunstig (bn) :
jaloers, wangunstig, na-ijverig
scheef (bn) :
jaloers

woordverbanden van ‘jaloers’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

De beide eerste woorden hebben altijd eene ongunstige beteekenis, en drukken den gemoedstoestand uit van iemand, die niet dulden kan, dat het een ander goed gaat. De afgunstige geeft zijne afgunst dikwijls met onverholen nijd en spijt te kennen; de ijverzuchtige tracht zijne ijverzucht te verbergen, maar door kleingeestige vitterijen den persoon, die zijne ijverzucht opwekt, te verkleinen of te benadeelen. Jaloersch kan zoowel in gunstigen als ongunstigen zin voorkomen; in 't eerste geval benijdt men iemands voorrechten zonder ze hem te misgunnen; in het tweede geval is men wrevelig, omdat een ander voorspoediger is of meer voorrechten heeft. Jaloersch wordt ook gezegd van iemand, die door minnenijd gekweld wordt. Naijverig komt meestal in gunstigen zin voor; 't geen onzen naijver opwekt, is ons dan een prikkel om onszelf krachtiger in te spannen.

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0014 c