jong

als woordenboektrefwoord:

jong:
bn. (-er, -st), nog weinig jaren tellende; onervaren; nieuw, onbelegen.
jong:
o. (-en), pasgeboren dier.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

jong (bn) :
vers, recent, nieuw, nieuwbakken
jong (bn) :
jeugdig, pril, onrijp
jong (bn) :
klein, pasgeboren
jong (bn) :
vroeg, kinder-
jong (zn) :
pasgeborene, welp, jonkie
jong (zn) :
knul, jongetje, joch

als synoniem van een ander trefwoord:

pril (bn) :
nieuw, vroeg, jong, jeugdig, fris, ongerept, onvolgroeid, in een beginstadium
nieuw (bn) :
recent, jong, pas gemaakt, aankomend, gloednieuw, pril, fonkelnieuw
groen (bn) :
vers, nieuw, onschuldig, hard, jong, onervaren, onrijp, ongeoefend
klein (bn) :
jong, kinderlijk, onvolwassen
recent (bn) :
nieuw, jong, hedendaags
baardeloos (bn) :
jong
jeugdig (bn) :
jong
jongen (zn) :
jong, ventje, kind, knaap, jongeman, mannetje, jochie, adolescent, jongetje, joch, boy, jonk
blaag (zn) :
kreng, jong, snotneus, dondersteen, kwajongen, apenkop, vlegel
kind (zn) :
jong, gebroed, broed, broedsel
vrucht (zn) :
jong, kind
jonkie (zn) :
jong

woordverbanden van ‘jong’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Jong is wat nog niet lang bestaan of geleefd heeft. In dit opzicht is jong synoniem met nieuw en versch, welke laatste woorden echter in dezen zin niet van personen gebruikt worden. Nieuw, vooral van levenlooze voorwerpen gebezigd, geeft te kennen, dal de zaak pas ontstaan of gemaakt; enz., is; vertelt, vooral van levensmiddelen gebruikt, drukt uit, dat de zaak nog alle eigenschappen bezit, die het gevolg zijn van zijn nog kortstondig bestaan. Jong ziet meer op de krachten, die iets, dat slechts sinds korten tijd bestaat, bezit of mist. Wanneer jong en jeugdig, van personen gebruikt, met elkaar vergeleken worden, ziet jong op den leeftijd, jeugdig op de eigenaardigheden, die aan de jeugd eigen zijn. Eene oude vrouw is wiet jong meer, doch kan nog jeugdig in hare bewegingen zijn. Een nieuwe stoel. Versche groenten, welk, visch.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

jong, jeugdig

Wat niet oud is.

Jong zegt dit in letterlijken zin. Een jong kind; een jonge vereeniging.

Jeugdig stelt meer het niet-afgeleefd zijn op den voorgrond, dus het vroolijke, het levenslustige, het sterke. De grijsaard wijdde zich nog met jeugdigen ijver aan de zaak, die hij voorstond. Verkeerd is het dus, van een jeugdige vereeniging te spreken in den zin van een jonge, pas opgerichte vereeniging.

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

jong
belegen, oud

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
werkwoord / zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.004 c