onlust

als woordenboektrefwoord:

onlust:
m. lusteloosheid; tegenzin; ongerief.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

onlust (zn) :
last, walging, ongerief, onbehaaglijkheid, lusteloosheid
onlust (zn) :
oproer, onlusten, woelingen
onlust (zn) :
twist, woeling
onlust (zn) :
onbehagen
onlust (zn) :
tegenzin

als synoniem van een ander trefwoord:

oproer (zn) :
rel, verzet, opstand, revolutie, beroering, muiterij, onlust, rebellie, revolte, insurrectie
lusteloosheid (zn) :
futloosheid, matheid, apathie, onlust, onverschilligheid, indolentie
ongerief (zn) :
hinder, ongemak, last, onlust, ongerieflijkheid, inconveniënt

woordverbanden van ‘onlust’ grafisch weergegeven

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 308:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

onlust
lust

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0015 c