uitschieten

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

uitschieten (ww) :
werpen, wegschieten
uitschieten (ww) :
uitglijden
uitschieten (ww) :
uitgroeien
uitschieten (ww) :
uitdoen

als synoniem van een ander trefwoord:

opkomen (ww) :
klimmen, groeien, opzetten, opgroeien, opstijgen, toenemen, uitkomen, uitschieten, opschieten, overeind komen, stijgen, ontstaan, uitlopen, verrijzen, rijzen, voortkomen, opvaren, ontspruiten, oprijzen, voortspruiten, omhoogkomen, omhooggaan
uitlopen (ww) :
spruiten, botten, opkomen, uitschieten, uitbotten, uitspruiten
glippen (ww) :
uitschieten, ontsnappen, losschieten
spruiten (ww) :
uitschieten, uitlopen, uitbotten
uitvallen (ww) :
losbarsten, uitschieten

woordverbanden van ‘uitschieten’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Het zich ontdoen van kleedingstukken of sieraden. Afleggen verschilt hierin van afdoen, dat het onderstelt dat het afdoen met zorg geschiedt, en dat het afgedane behoorlijk wordt weggelegd. Bij uitbreiding ook: voor goed ter zijde leggen, om het niet weer aan te doen. Figuurlijk wordt het ook gebezigd van hoedanigheden, gezindheden, enz. Zijne kroon afleggen; wrok, haat, angst, rouw, droefheid afleggen. Afwerpen staat tegenover aandoen; uitschieten en uittrekken tegenover aanschieten en aantrekken; zie bij aandoen.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 287:

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0019 c