baai

als woordenboektrefwoord:

baai:
v. dikke wollen stof.
baai:
v. donkerrode wijn.
baai:
v. fijngesneden rooktabak.
baai:
v. (-en), kleine zeeboezem.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

baai (zn) :
bocht, golf, inham

als synoniem van een ander trefwoord:

boezem (zn) :
baai, inham, zeebocht, zee-inham
golf (zn) :
bocht, baai, inham, zeeboezem
bocht (zn) :
golf, baai, inham, kreek

woordverbanden van ‘baai’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Het gedeelte der zee, dat in het land binnendringt. Eene insnijding in de kust noemt men baai, bocht, golf. Bocht en golf worden gebezigd van eene insnijding in het land, die zich over eene grootere oppervlakte uitstrekt dan eene baai. Bij bocht is de hoek dooide insnijding gevormd doorgaans grooter, dan die van eene golf, welke laatste dan ook dieper het land binnendringt. De bocht van Guinea en de golf van Biskaye. Eene insnijding, welke nog dieper inloopt, en waarvan de opening minder wijd is, noemt men een zeeboezem. Zulk een zeeboezem kan weder kleine bochten en baaien bevatten. Zeer kleine bochten heeten inham. Kleine, smalle, ver landwaarts indringende inhammen dragen den naam van kreek. Inham en kreek (het laatste bij voorkeur) worden ook gezegd van insnijdingen, gemaakt door eene rivier of een meer. Als eene baai zeer lang en betrekkelijk smal is, heet zij een zeearm. Een grooten zeeboezem noemt men binnenzee.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 176:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0045 c