heiligheid

als woordenboektrefwoord:

heiligheid:
v. het heilig zijn; Zijn Heiligheid, titel van den Paus.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen: niet gevonden.

als synoniem van een ander trefwoord: niet gevonden.

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Alle geven te kennen een hoogen trap van zedelijke volkomenheid. Deugd is innerlijke, zedelijke waarde, eene gemoedsgesteldheid, die ten goede drijft (een man van onverzettelijke deugd); het meervoud deugden duidt de hoedanigheden aan, die een deugdzaam man versieren (hij vereenigde de deugden van den burger met die des huisvaders). In figuurlijken zin past men deugd ook op stoffelijke dingen 10e; men spreekt b.v. van de deugd van dit staal, enz. In den zin van duurzaamheid en bruikbaarheid is ook deugdzaamheid in gebruik, (de deugdzaamheid van dit leder); van personen, en dus in eigenlijken zin gebezigd, duidt het een collectief bezit aan van verschillende deugden, en een sterk plichtsgevoel. Vroomheid ziet behalve op de godsdienstige gemoedsgesteldheid, op de daden, die er uit voortspruiten. Een man van een vromen wandel. Braafheid is de eerlijkheid van karakter verbonden met het bewustzijn van zedelijken plicht. Heiligheid beteekent geestelijke en zedelijke volkomenheid, en kan eigenlijk alleen aan de Godheid worden toegekend. Bij uitbreiding gebruikt men het woord echter ook ten aanzien van personen, die een hoogen trap van zedelijke volmaaktheid bereikt hebben. Bernard van Clairvaux stond bij zijne tijdgenooten in zulk een roep van heiligheid, dat hij reeds twintig jaren na zijn dood heilig verklaard werd.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 46:

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0018 c