pralen

als woordenboektrefwoord:

pralen:
(gepraald), prijken.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

pralen (ww) :
opscheppen, pronken, bluffen, pochen, stoefen
pralen (ww) :
prijken

als synoniem van een ander trefwoord:

pochen (ww) :
opscheppen, pronken, hoog opgeven, bluffen, stoffen, te koop lopen met, brallen, pralen, koketteren met, opsnijden, snoeven, grootspreken, ophakken
bluffen (ww) :
opscheppen, geuren, dik doen, pochen, poeha maken, pralen, opsnijden, grootspreken, blaaskaken, ophakken, stoefen
pronken (ww) :
opscheppen, geuren, paraderen, floreren, pralen, stoefen
paraderen (ww) :
pronken, showen, flaneren, pralen

woordverbanden van ‘pralen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 74:

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0023 c