welsprekend

als woordenboektrefwoord:

welsprekend:
bn. goed kunnende spreken, boeiend.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

welsprekend (bn) :
welbespraakt, bespraakt, eloquent, woordenrijk

als synoniem van een ander trefwoord:

eloquent (bn) :
welbespraakt, bespraakt, woordenrijk, welsprekend, goedgebekt
welbespraakt (bn) :
bespraakt, eloquent, welsprekend

woordverbanden van ‘welsprekend’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

bezielend:
verlevendigend, welsprekend
glad:
welsprekend
meeslepend:
welsprekend
vlot:
welsprekend
welbespraakt:
welsprekend
welsprekend:
welbespraakt, spraakzaam, woordenrijk, meeslepend, bezielend, vlot, glad, rad

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Woordenrijk noemt men hem, die veel woorden tot zijne beschikking heeft (veelal met de bijbedoeling, dat er weinig mee gezegd wordt); welbespraakt hem, die zijne gedachten, zij het ook wat woordenrijk, gemakkelijk en helder ontwikkelt; welsprekend hem, die niet alleen gemakkelijk en helder, maar ook sierlijk en aangenaam spreekt, en zich daarenboven van de verschillende hulpmiddelen weet te bedienen, die den indruk van het gesproken woord verhoogen.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 339:

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0024 c