aanwijzen

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

aanwijzen (ww) :
bepalen, benoemen, demonstreren, wijzen, tonen, aantonen, aangeven, aanduiden, indiceren, uitduiden
aanwijzen (ww) :
toewijzen, toekennen, bestemmen, detacheren, toebedelen
aanwijzen (ww) :
aankondigen
aanwijzen (ww) :
afbakenen

als synoniem van een ander trefwoord:

aangeven (ww) :
schetsen, aanwijzen, te kennen geven, laten zien, wijzen, verklaren, rapporteren, tonen, markeren, aanduiden, beduiden, indiceren, gewag maken van, gewagen
bepalen (ww) :
vastleggen, beslissen, besluiten, aanwijzen, stellen, voorschrijven, bestemmen, bedingen, verordenen, beklinken, verordineren, decreteren, stipuleren
afbakenen (ww) :
bepalen, uitstippelen, beperken, aanwijzen, uitzetten, afzetten, aanduiden, traceren, afgrenzen, demarqueren, afpalen, afperken
toekennen (ww) :
toewijzen, aanwijzen, gunnen, schenken, toestaan, verlenen, toebedelen, toemeten, adjudiceren
wijzen (ww) :
duiden, aanwijzen, waarschuwen, tonen, aangeven, aanduiden, verwijzen, attenderen, uitduiden
bestemmen (ww) :
bepalen, beschikken, aanwijzen, bedoelen, determineren, voorbestemmen, voorbeschikken
aantonen (ww) :
demonstreren, aanwijzen, bewijzen, onderbouwen, staven, uitwijzen, hardmaken
aanduiden (ww) :
aanwijzen, laten zien, wijzen, markeren, aantonen, aangeven, afbakenen
benoemen (ww) :
aanwijzen, aanstellen, instellen, nomineren, designeren
tonen (ww) :
aanwijzen, bewijzen, duidelijk maken, aantonen, betonen
aanstellen (ww) :
installeren, benoemen, aanwijzen, beroepen, creëren
indiceren (ww) :
aanwijzen, tonen, aangeven, aanduiden
duiden (ww) :
aanwijzen, wijzen, aanduiden
demonstreren (ww) :
aanwijzen, aantonen
signaleren (ww) :
aanwijzen, melden

woordverbanden van ‘aanwijzen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

aanduiden, aanwijzen

Deze woorden drukken eene handeling uit, die ten doel heeft een of ander zichtbaar voorwerp van andere voorwerpen te doen onderscheiden, om te doen weten wie of wat bedoeld wordt. Aan duiden onderstelt het opgeven van enkele kenmerken, zonder de zaak, die men bedoelt, door wijzen met den vinger nader kenbaar te maken, terwijl aanwijzen in zich sluit het aantoonen met verwijzing naar de plaats, waar eene zaak zich bevindt. Het onderscheid tusschen aanduiden en aanwijzen bestaat hierin, dat onder het laatste eene stellige en duidelijke kenbaarmaking der bedoelde zaak of persoon verstaan wordt, terwijl bij aanduiden nog veel in het onzekere gelaten wordt. Zie ook onder aanwijzen.

aanwijzen, aantonen

Iemand iets doen zien, dat van belang voor hem is ovn te weten. Bij aanwijzen blijft de oorspr. beteekenis, het wijzen van de plaats, waar iets zich bevindt, altijd doorschemeren; bij aantoonen is het bestaan of de hoedanigheid van iets de hoofdzaak, en komt de plaats niet in aanmerking. Aanwijzen onderstelt bij dengene, wien iets wordt aangewezen, eene begeerte om te zien, aantoonen bij den aan-tooner eene begeerte om te doen zien. Aantoonen wordt daarom vaak gebezigd van zaken, die onaangenaam zijn voor hem, wien men ze aantoont. Men wijst iemand den weg aan om zijn doel te bereiken; men toont hem aan hoe hij moet handelen. De onderwijzer wees den leerling zijne fouten aan, en toonde hem meteen aan, waarom hei fouten waren.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 13:

aanduiden, aanwijzen, aantonen

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 62:

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0037 c