pochen

als woordenboektrefwoord:

pochen:
(gepocht), grootspreken.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

pochen (ww) :
opscheppen, pronken, hoog opgeven, bluffen, stoffen, te koop lopen met, brallen, pralen, koketteren met, opsnijden, snoeven, grootspreken, ophakken

als synoniem van een ander trefwoord:

bluffen (ww) :
opscheppen, geuren, dik doen, pochen, poeha maken, pralen, opsnijden, grootspreken, blaaskaken, ophakken, stoefen
opscheppen (ww) :
bluffen, banjeren, pochen, opsnijden, snoeven, grootspreken, ophakken, stoefen
stoefen (ww) :
opscheppen, bluffen, stoffen, pochen, opsnijden, snoeven
pralen (ww) :
opscheppen, pronken, bluffen, pochen, stoefen

woordverbanden van ‘pochen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Hoog en breed van iets opgeven. Opsnijden is stoute verhalen doen met het doel om indruk te maken, verbazing te wekken, b.v. over avonturen en ontmoetingen die men gehad heeft; het wordt alleen in zeer gemeenzamen stijl gebruikt. Aan pochen en snoeven ligt het denkbeeld ten grondslag van pralen met eigen voortreffelijkheid. Hij houdt er van, over zijne reizen op te snijden. Wie op afkomst en titels pocht, reikt zich zelf onbewust het getuigschrift uit van persoonlijke onbeduidendheid.

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 82:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 74:

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0025 c