steek

als woordenboektrefwoord:

steek:
m. (steken), het steken ; prik verlegenheid ; naaisteek.
steek:
m. (steken), driekante hoed.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

steek (zn) :
uitval, verwijt, snauw, schimpscheut
steek (zn) :
breisteek, haaksteek, borduursteek
steek (zn) :
hatelijkheid, veeg uit de pan
steek (zn) :
beet, prik, stoot, priem, houw
steek (zn) :
pijn, messteek, scheut
steek (zn) :
ondersteek, po
steek (zn) :
punthoed

als synoniem van een ander trefwoord:

stoot (zn) :
schok, steek, stomp, slag, schop, beuk, zet, duw, dreun, ruk, botsing, bons, knots, dof, worp, bots, stamp, percussie, nop, coup, por, opstopper, hort
hatelijkheid (zn) :
steek, gemeenheid, schimpscheut, spotternij
schoot (zn) :
steek, spruit, lot, uitloper, scheut, loot
babbelaar (zn) :
spekje, brok, kussentje, steek
por (zn) :
steek, prik, duw, stoot
prik (zn) :
steek, pik, por
scheut (zn) :
schok, steek
pijn (zn) :
steek

woordverbanden van ‘steek’ grafisch weergegeven

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 116:

woorden met een verwante vorm:

werkwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0029 c

Dankzij donaties zie je op deze en volgende pagina's geen advertenties.

Wist je dat synoniemen.net een eenmansproject is? Door te doneren help je bij het voortbestaan en om advertenties hier helemaal overbodig te maken.