thuis

als woordenboektrefwoord:

thuis:
bw. te huis.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

thuis (bn) :
ervaren, vertrouwd, geroutineerd, bedreven
thuis (bn) :
binnen, binnenshuis, in huis
thuis (zn) :
woonplaats, woning, tehuis, huis, honk, domicilie, haardstede

als synoniem van een ander trefwoord:

woning (zn) :
verblijf, woonplaats, thuis, woon, verblijfplaats, woonhuis, onderdak, flat, tehuis, huis, honk, appartement, behuizing, domicilie, woonruimte, woongelegenheid, woonst
huis (zn) :
thuis, woonhuis, onderdak, woning, kot, domicilie, home, heem, woonruimte, woongelegenheid, maison, woonst
woonplaats (zn) :
verblijf, thuis, woon, verblijfplaats, zetel, woning, woonst
vertrouwd (bn) :
thuis, bekend, intiem, eigen, op de hoogte
bekend (bn) :
thuis, vertrouwd, gekend
binnen (vz) :
thuis, aanwezig

woordverbanden van ‘thuis’ grafisch weergegeven

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0025 c

Dankzij donaties zie je op deze en volgende pagina's geen advertenties.

Wist je dat synoniemen.net een eenmansproject is? Door te doneren help je bij het voortbestaan en om advertenties hier helemaal overbodig te maken.