zaak

als woordenboektrefwoord:

zaak:
v. (zaken), gerechtszaak: aangelegenheid ; handel ; winkel; gebeurtenis ; elk ding op zich zelf.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

zaak (zn) :
geval, iets, voorwerp, affaire, boel, object, ding, onderwerp, stof, gegeven, komedie, thema, geschiedenis, aangelegenheid, kwestie, materie, issue, topic, zelfstandigheid, besogne
zaak (zn) :
winkel, onderneming, fabriek, firma, warenhuis, bedrijf, magazijn, handel, shop, business, uitbating, nering, handelszaak, handelshuis
zaak (zn) :
proces, pleit, geding, rechtszaak, strafgeding, rechtshandel, rechtsgeding, prodecure, pleitzaak, gerechtszaak
zaak (zn) :
toestand, omstandigheid
zaak (zn) :
punt, transactie
zaak (zn) :
taak, vereiste
zaak (zn) :
belang

als synoniem van een ander trefwoord:

bedrijf (zn) :
winkel, onderneming, fabriek, zaak, firma, tent, organisatie, handel, maatschap, vennootschap, etablissement, nering, kleinbedrijf, fabrieksgebouw, grootbedrijf, handelsfirma, handelshuis, handelsonderneming, multinational, handelszaak
punt (zn) :
puntje, nummer, minuut, affaire, probleem, zaak, agendapunt, deel, onderwerp, artikel, stof, gegeven, onderdeel, thema, aangelegenheid, kwestie, materie, item, opzicht, issue, topic, monade
onderwerp (zn) :
punt, stuk, affaire, zaak, terrein, domein, vakgebied, stof, gegeven, vlak, thema, aangelegenheid, kwestie, subject, materie, item, issue, topic, gespreksthema, kerngedachte, mare
kwestie (zn) :
geval, punt, affaire, vraagstuk, probleem, zaak, vraag, onderwerp, stof, toestand, gegeven, thema, aangelegenheid, materie, item, issue, topic, vraagpunt
geval (zn) :
gebeurtenis, affaire, zaak, toeval, situatie, voorval, toestand, historie, aangelegenheid, omstandigheid, kwestie, casus, case
besogne (zn) :
zaak, last, zorg, gedoe, moeite, drukte, bezigheid, sleur, aangelegenheid, heisa, rompslomp, beslommering, soesa, slameur
handel (zn) :
winkel, markt, onderneming, affaire, zaak, firma, bedrijf, etablissement, nering, handelszaak, handelshuis
huis (zn) :
zaak, firma, koopmanszaak, koopmanshuis, handelszaak, handelsonderneming, handelshuis, handelsfirma
topic (zn) :
punt, zaak, onderwerp, stof, gegeven, thema, aangelegenheid, kwestie, materie, item, issue
winkel (zn) :
supermarkt, zaak, firma, warenhuis, boetiek, magazijn, handel, shop, nering, handelszaak
gegeven (zn) :
punt, zaak, onderwerp, thema, kwestie, item, issue, randvoorwaarde, aangegelegenheid
ding (zn) :
voorwerp, iets, geval, zaak, object, feit, aangelegenheid, zelfstandigheid
aangelegenheid (zn) :
geval, gebeurtenis, affaire, zaak, omstandigheid, kwestie, issue, besogne
transactie (zn) :
onderneming, koop, affaire, zaak, operatie, deal, handelsovereenkomst
casus (zn) :
geval, zaak, voorval, kwestie, case, praktijksituatie, praktijkgeval
issue (zn) :
punt, affaire, zaak, onderwerp, thema, aangelegenheid, kwestie, item
affaire (zn) :
zaak, toestand, historie, geschiedenis, aangelegenheid, kwestie
stof (zn) :
spul, zaak, grondstof, substantie, materie, het stoffelijke
firma (zn) :
onderneming, zaak, vennootschap, etablissement, kongsi
geding (zn) :
zaak, proces, procedure, rechtszaak, rechtsgeding
toestand (zn) :
geval, affaire, zaak, gedoe, commotie, bedoening
procedure (zn) :
zaak, proces, geding, rechtszaak, rechtsgeding
historie (zn) :
geval, affaire, zaak, voorval, aangelegenheid
komedie (zn) :
onderneming, zaakje, zaak, geschiedenis
taak (zn) :
opdracht, zaak, opgave, functie, plicht
geschiedenis (zn) :
affaire, zaak, aangelegenheid
zelfstandigheid (zn) :
voorwerp, zaak, ding, entiteit
iets (zn) :
voorwerp, zaak, object, ding
onderneming (zn) :
winkel, zaak, firma, bedrijf
gelegenheid (zn) :
bar, zaak, restaurant, café
boel (zn) :
zaak, toestand, bedoening
object (zn) :
iets, voorwerp, zaak, ding
etablissement (zn) :
onderneming, zaak, firma
magazijn (zn) :
winkel, zaak, warenhuis
voorwerp (zn) :
iets, zaak, object, ding
aangelegenheid (zn) :
belang, zaak
uitbating (zn) :
winkel, zaak
wil (zn) :
belang, zaak

woordverbanden van ‘zaak’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Wanneer zaak als synoniem hiermede voorkomt heeft het meestal een bepalend woord bij zich: dat zijn mijne, dit uwe zaken. De zaken, die van gewicht voor iemand zijn, wier goede voortgang of uitslag hem ter harte gaat, en die door hem zelf moeten behartigd worden, zijn aangelegenheden. Belang is datgene, wat van groot gewicht of hooge waarde voor iemand is, doch door een ander kan behartigd worden, zonder dat deze in de plaats van den persoon treedt, wien de zaak betreft. Terwijl het bij aangelegenheid in 't midden gelaten wordt of er voor- of nadeel bij in het spel is, veronderstelt belang eene zaak ten bate van den betrokken persoon. Ik bemoei mij niet met eens anders aangelegenheden. Hij heeft mijne belangen voorgestaan, zonder dat ik zulks kon vermoeden.

Ding is de algemeene benaming van al wat bestaat, geschiedt, gedaan of gezegd wordt; bij voorkeur zegt men het van iets, dat levenloos is. Voorwerp noemt men iets wat voor ons oog duidelijk begrensd is, wat eene plaats in de ruimte inneemt, hetzij dit, leven heeft of niet. Zaak noemt men de (wezenlijk of denkbeeldig) bestaande dingen, voor zoover zij met ons in betrekking staan; verder ook handelingen en toestanden. Tusschen zaak en ding bestaat in de taal van het dagelijksch leven weinig onderscheid. Ding is hierin meer in gebruik dan zaak. De uitbreiding der Russische macht in het Oosten is eene zaak, die meer dan één Europeesch kabinet de levendigste bezorgdheid inboezemt. Boomen, planten, schapen, runderen zijn dingen, wanneer zij geheel op zich zelf beschouwd worden. Heeft men echter hunne beteekenis voor den mensch op het oog, dan laten zij zich met den naam van zaken bestempelen. Eene der nuttigste zaken, die. Amerika heeft opgeleverd, is de quinine. De merinos zijn voor Spanje eene zaak van groot gewicht. De namen schepsel en wezen hebben uitsluitend betrekking op menschen en dieren. Schepsel is eigenlijk alles wat geschapen is. Wezen ziet meer op de eigenaardige wijze van zijn, van bestaan, waardoor dingen van eene bepaalde soort zich van dingen van andere soorten onderscheiden. De wezens onderscheidt men in redelijke en redelooze, menschelijke en dierlijke, hoogere en lagere, enz. De grootheid en de macht des Scheppers is zichtbaar in al zijne schepselen. Het Opperwezen.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 67:

ding, zaak, wezen

in Nederduitsche synonymen (1836), band 1, blz. 413:

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0053 c