als woordenboektrefwoord:
als trefwoord met bijbehorende synoniemen:
als synoniem van een ander trefwoord:
woordverbanden van ‘zuinig’ grafisch weergegeven
in Charivarius' Een Ander Woord (1945):
in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):
Niet verkwistend.
Zuinig duidt aan, dat men zorg draagt, niet te veel uit te geven, of van iets niet meer te gebruiken, dan strikt noodig is. Men wil voorkomen, dat hetgeen men bezit, te vroeg opraakt of slijt, daar men anders te kort zou komen. Wie zes gulden per week verdient, moet zuinig huishouden. Ga zuinig met je houtskool om.
Spaarzaam is nog sterker; het onderstelt, dat men nog wil sparen of overhouden. Een spaarzame hand koopt anderlui's land. Een spaarzaam mensch geeft dus betrekkelijk zeer weinig uit; vandaar dat spaarzaam in figuurlijken zin beteekent: niet overvloedig, beperkt; bijv.: Het vertrek was slechts spaarzaam verlicht.
in Nederduitsche synonymen (1836), band 1, blz. 103:
in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 409:
in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 214:
in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):
woorden met een verwante vorm:
zie ook:
bij andere sites:
debug info: 0.0024 c