als woordenboektrefwoord:
als trefwoord met bijbehorende synoniemen:
als synoniem van een ander trefwoord:
woordverbanden van ‘zegepraal’ grafisch weergegeven
in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):
Overwinning is het gewone woord in de spreektaal; zege beteekent hetzelfde, maar is deftiger en meer in poëtische taal in gebruik. De overwinning behalen. God schonk hun de zege over hunne belagers. Eene groote zege. Eene beslissende overwinning. Zegepraal of triomf is de luisterrijke intocht van een overwinnaar; beide worden echter ook voor de overwinning zelve gebruikt.
in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):
De gunstige uitslag van den strijd.
Overwinning ziet meer op den goeden uitslag, zege meer op het moeilijke van den strijd en den daarmee gepaard gaanden roem. Toch wordt dit onderscheid niet altijd in acht genomen en gebruikt men zege, dat meer tot den deftigen stijl beperkt is, ook in plaats van overwinning. — Na de overwinning keerden de onzen met grooten buit terug. — Met groote dapperheid bevochten de onzen de zege:
(Verklaar nu, waarom men zegt: de overwinning behalen, en de zege bevechten. En waarom spreekt men van een beslissende overwinning en van zege teekenen?)
Zegepraal (triumf) was bij de Romeinen eigenlijk de plechtige intocht, dien een veldheer na een beslissende overwinning in Rome mocht houden; bij dezen intocht werden de zegeteekenen meegevoerd ; thans duidt men met zegepraal meer den vreugdevollen optocht na de overwinning aan. (Verklaar die beteekenis uit de oorspronkelijke!) Het houten paard der Grieken werd in zegepraal binnen Troje gebracht.
in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 86:
woorden met een verwante vorm:
bij andere sites:
debug info: 0.0023 c