als woordenboektrefwoord:
als trefwoord met bijbehorende synoniemen:
als synoniem van een ander trefwoord:
woordverbanden van ‘afvallig’ grafisch weergegeven
in Charivarius' Een Ander Woord (1945):
in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):
Trouweloos is hij, die geen trouw heeft, al wendt hij ze voor; de valschheid en slechtheid van zijn karakter maakt dat hij zonder trouw is; hij heeft niet het doel of de begeerte om trouw te zijn, maar om zich zelf te bevoordeelen. Ontrouw is degene, die aan eene eens aangegane verbintenis zich slechts gedeeltelijk of in 't geheel niet houdt. Het slaat op het niet nakomen eener bepaalde verplichting, doch is nog geene algemeene eigenshap van het karakter. Iemand kan zijn meester ontrouw zijn, doch zijn vriend trouw blijven. Iemand on trouw of afvallig worden duidt het verlaten aan van de partij van iemand, tot wien men in eenige verbintenis of betrekking staat. Bij afvallig worden denkt men minder dan bij ontrouw worden aan het verbreken eener verbintenis dan wel aan het verlaten van iemand, aan wien men om de eene of andere reden trouw verschuldigd was. Zijn geloof ontrouw worden; afvallig worden van een kerkgenootschap. Ontrouw is hij, die in een bepaald geval in trouw te kort schiet; trouweloos hij, die tengevolge van zijn karakter steeds neiging heeft om ontrouiv te worden. Ontrouw aan zijn gegeven woord. Hij, dien ik voor mijn besten vriend hield, heeft mij trouwe loos verraden. De kleine staten waren allen afvallig geworden en Pruisen stond alleen tegenover Frankrijk.
woorden met een verwante vorm:
bij andere sites:
debug info: 0.002 c