kraag

als woordenboektrefwoord:

kraag:
m. (kragen), kraagje, o. (-s).

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

kraag (zn) :
boord, col

als synoniem van een ander trefwoord:

boord (zn) :
kraag, halskraag

woordverbanden van ‘kraag’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

boord:
kraag

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

boord, kraag

Beide woorden waren oorspronkelijk niet synoniem. Boord was de rand van het kleedingstuk aan den hals; kraag was de benaming voor den hals en vervolgens ook voor het keelgat; b.v. in iemand bij den kraag pakken en een stuk in den kraag hebben, en uit vroegeren tijd: 't rode bloet scoot hem in den mont uyt siner cragen. Langzamerhand is het er mede gegaan als met het Fransche woord col, dat oorspronkelijk hals beteekende, maar allengs de beteekenis van halsboord heeft gekregen. Tusschen boord en kraag is nu het verschil, dat het eerste woord meer een staanden of liggenden linnen rand aan den hals aanduidt, 't zij van gestreken linnen, 't zij (maar dan alleen van vrouwenkleeren gezegd) van de japonstof, fluweel of iets anders, maar dan steeds aan het kleedingstuk zelf bevestigd; het laatste meer een liggenden rand, dikwijls geheel los van het kleedingstuk en daar overheen gedragen.

zie ook:

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0015 c