Vertaling van 'Saison' uit het Duits naar het Nederlands

Saison (zn):
seizoen(de) —.
(ca) Període de temps.
(ca) Període de temps.
(en) part of year with something special.
(fi) toistuva kausi, jolloin matkailu, kaupankäynti tms. on vilkasta tai vilkkaimmillaan.
, jaargetijde(en) part of year with something special.

Via: Dbnary en WikiWoordenboeken