damit (bw):
daarbij(en) by that., daarmee(en) with this, that or those., dus(en) in order that., maar(en) in order that., zo(en) in order that., zodanig(en) in order that., zodat(en) in order that., zodoende(en) in order that.
damit (bn):
dus(en) in order that., maar(en) in order that., zo(en) in order that., zodanig(en) in order that., zodat(en) in order that., zodoende(en) in order that.
damit (interjection):
dus(en) in order that., maar(en) in order that., zo(en) in order that., zodanig(en) in order that., zodat(en) in order that., zodoende(en) in order that.
damit (vw):
zodat(en) in order that.
(en) connecting a clause indicating purpose ("final").
(en) in order to., opdat(en) in order to.
(en) so that., dat(en) connecting a clause indicating purpose ("final")., zodoende(en) in order that.
damit (phraseologicalUnit):
om(en) as a means of achieving the specified aim., ten einde(en) as a means of achieving the specified aim.
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com