Vertaling van 'pair' uit het Engels naar het Nederlands

pair (zn):
A poker hand with 2 cards of the same value
paar

pair (zn):
Two people considered as a unit
stel, brilstand

pair (zn):
A set of two similar things considered as a unit
tweetal, koppel, paar

pair (zn):
Two items of the same kind
stel, koppel, paar, twee, tweetal

pair (ww):
Bring two objects, ideas, or people together
koppelen

pair (ww):
Engage in sexual intercourse
copuleren, paren

Via: Ensyns.nl

pair (zn):
paar(en) —.
(en) —.
(en) —.
(ca) parella [1] (conjunt de dos).
(ca) parella [2] (dues persones).
(ca) Bàndol de dos jugadors.
(ca) parella [2] (dues persones).
(ca) parella [1] (conjunt de dos).
(ca) Bàndol de dos jugadors.
(es) —.
(es) —.
, koppel(en) —.
(en) —.
, brilstand(en) —., duo(en) —., stel(en) —., tweespan(en) —., tweetal(en) —.

pair (ww):
koppelen(en) —., paren(en) —.

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken