Nederlandse synoniemen voor 'interval'

N.B. De resultaten hieronder komen van derde partijen. Zie ook resultaten uit onze eigen synoniemendatabank voor interval.

interval (zn):
episode(nl) de tijd tussen twee tijdstippen van een tijdlijn, of de afstand tussen twee punten van een lijn., epoche(nl) de tijd tussen twee tijdstippen van een tijdlijn, of de afstand tussen twee punten van een lijn., fase(nl) de tijd tussen twee tijdstippen van een tijdlijn, of de afstand tussen twee punten van een lijn., interimperiode(nl) de tijd tussen twee tijdstippen van een tijdlijn, of de afstand tussen twee punten van een lijn., periode(nl) de tijd tussen twee tijdstippen van een tijdlijn, of de afstand tussen twee punten van een lijn., tijdsgewricht(nl) de tijd tussen twee tijdstippen van een tijdlijn, of de afstand tussen twee punten van een lijn., tijdsinterval(nl) de tijd tussen twee tijdstippen van een tijdlijn, of de afstand tussen twee punten van een lijn., tijdspanne(nl) de tijd tussen twee tijdstippen van een tijdlijn, of de afstand tussen twee punten van een lijn., tijdsruimte(nl) de tijd tussen twee tijdstippen van een tijdlijn, of de afstand tussen twee punten van een lijn., tijdvak(nl) de tijd tussen twee tijdstippen van een tijdlijn, of de afstand tussen twee punten van een lijn., tussenpoos(nl) de tijd tussen twee tijdstippen van een tijdlijn, of de afstand tussen twee punten van een lijn., tussentijd(nl) de tijd tussen twee tijdstippen van een tijdlijn, of de afstand tussen twee punten van een lijn., tweeklank(nl) (muziek) de afstand tussen twee verschillende tonen van een diatonische toonladder.

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken