voorhand (ww):
arrangeren(en) set or appoint beforehand., op(en) set or appoint beforehand., regelen(en) set or appoint beforehand., vastleggen(en) set or appoint beforehand., voorvoegen(en) set or appoint beforehand.
voorhand (zn):
voorgestel(nl) (paardrijden) het voorste gedeelte van een paard.
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com