aanhang

als woordenboektrefwoord:

aanhang:
m. partij (vaak ongunstig).

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

aanhang (zn) :
gevolg, fractie, partij, consorten, volgelingen

als synoniem van een ander trefwoord:

kliek (zn) :
groep, aanhang, bende, bent, clan, consorten, incrowd, binnenwacht, clique, coterie, kongsi, konsoorten
partij (zn) :
groep, zijde, aanhang, richting, ploeg, fractie, kamp, kant, groepering
kamp (zn) :
zijde, aanhang, partij, groepering
patrouille (zn) :
troep, aanhang
gevolg (zn) :
aanhang

woordverbanden van ‘aanhang’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

aanhang, partij

De gezamenlijke personen, die iemands persoon, zijne belangen, of zijne beginselen, inzichten of meeningen toegedaan zijn; zijne volgelingen. Bij aanhang is de band tusschen leider en volgelingen nauwer dan bij partij, en vaak een gevolg van persoonlijke bewondering, eerbied of toegenegenheid. Wanhopige aanslagen van Brederode en zijnen aanhang, (Stijl); hij verwierf zich grooten aanhang onder het volk door zijne mildheid; zijne partij viel hem af, toen hij van beginsel veranderde. Zie ook partij.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 21:

aanhang, bende, factie, partij, rot

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord
werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0029 c