luid

als woordenboektrefwoord:

luid:
bn. bw. (-er, -st), ver gehoord kunnende worden.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

luid (bw) :
hard, luidkeels, hardop
luid (bw) :
forte

als synoniem van een ander trefwoord:

hard (bn) :
flink, bar, hevig, zeer, krachtig, luid, krachtig luid, fel, krachtig ingespannen, schel
lawaaierig (bn) :
druk, luidruchtig, rumoerig, luid, lawaaiig, tumultueus, schetterig
hel (bn) :
doordringend, luid, indringend, schel
zwaar (bn) :
diep, laag, luid, sonoor
machtig (bn) :
sterk, krachtig, luid
luidkeels (bw) :
luid, uit volle borst, overluid, luidop
hardop (bw) :
hoorbaar, luid, openlijk

woordverbanden van ‘luid’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

luid
zacht

woorden met een verwante vorm:

werkwoord

zie ook:

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0033 c