gijzelaar

als woordenboektrefwoord:

gijzelaar:
m. (-s), iem. die met zijn lijf borg is ; inz. in oorlogstijd.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

gijzelaar (zn) :
kaper, gijzelnemer, gijzelhouder
gijzelaar (zn) :
gegijzelde

als synoniem van een ander trefwoord:

gegijzelde (zn) :
gijzelaar

woordverbanden van ‘gijzelaar’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

borg, gijzelaar

De borg stelt zich voor het nakomen der beloften van een derde verantwoordelijk met zijn goed, de gijzelaar met zijn lijf, zijn leven Gijzelaar noemt men inzonderheid een persoon van beteekenis, die in oorlogstijd als onderpand genomen of gegeven wordt voor de nakoming van gestelde voorwaarden.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 395:

borg, gijzelaar

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0026 c

Dankzij donaties zie je op deze en volgende pagina's geen advertenties.

Wist je dat synoniemen.net een eenmansproject is? Door te doneren help je bij het voortbestaan en om advertenties hier helemaal overbodig te maken.