kuur

als woordenboektrefwoord:

kuur:
v. (kuren), geneeswijze ; streek, dwaze handeling.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

kuur (zn) :
kunst, toer, gril, frats, grol, nuk, luim
kuur (zn) :
geneeswijze, genezing, therapie

als synoniem van een ander trefwoord:

gril (zn) :
inval, bevlieging, bui, impuls, opwelling, fantasie, kuur, bokkensprong, rage, stuip, toer, frats, manie, grol, aandrift, luim, nuk, wispelturigheid, grilligheid, caprice
streek (zn) :
geintje, grap, zet, poets, kuur, bokkensprong, capriool, apenstreek, frats, gambade
luim (zn) :
fantasie, kuur, kuren, toer, gril, fancy, nuk, wispelturigheid
impuls (zn) :
bevlieging, drang, behoefte, opwelling, kuur, gril, nuk, luim
kunst (zn) :
streek, kuur, gril, frats, nuk, malligheid, caprice
frats (zn) :
streek, kuur, kuren, gril, grol, kunstenmakerij
toer (zn) :
streek, kuur, gril, luim
grol (zn) :
kuur, gril, frats
genezing (zn) :
kuur

woordverbanden van ‘kuur’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

gril, kuur, luim, nuk

Eene vlaag van eigenzinnigheid. Bij kuur en nuk heerscht het bij-denkbeeld van weerspannigheid; bij gril meestal dat van belachelijkheid; bij luim dat van wispelturigheid, onbestendigheid. Kinderen hebben kuren en nukken. Het was een gril dat George III zeker staatsstuk weigerde te teekenen, voordat men daarin op zijne begeerte het woord pauw ingevlochten had.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 351:

kuur, gril, luim, nuk

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0039 c