onhandig

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

onhandig (bn) :
lullig, knullig, houterig, stuntelig, lomp, klunzig, onbeholpen, links, plomp, sullig, klungelig, onbehouwen, stumperig, schutterig, harkerig, stokkerig, onbedreven, pummelig
onhandig (bn) :
onpraktisch, onhandzaam, onhanteerbaar, ongemakkelijk

als synoniem van een ander trefwoord:

lomp (bn) :
grof, onfatsoenlijk, onhandig, onbeleefd, onbeschaamd, woest, onbeschoft, barbaars, bot, primitief, rauw, ongemanierd, onbeschaafd, onbeholpen, ruw, plomp, boers, log, ongelikt, bokkig, onbehouwen, onheus, onhebbelijk, lummelig, ongracieus, onbevallig, laag-bij-de-gronds
ruw (bn) :
onhandig, beestachtig, onbeschaamd, bruut, rauw, ongemanierd, ongezouten, oneerbiedig, hardhandig, lomp, onbeschaafd, boers, ongelikt, frank, honds, onbehouwen, onguur, ongekuist, cru, lasterlijk, bars, plompweg
ongemakkelijk (bn) :
onhandig, lastig, hinderlijk, problematisch, ingewikkeld, moeilijk, onpraktisch, nukkig, ongerieflijk, ongeriefelijk
stijf (bn) :
onhandig, krampachtig, houterig, geforceerd, plomp, harkerig, stokkerig, onbevallig, gedwongen, plankerig
houterig (bn) :
onhandig, stijf, onbeholpen, stram, harkerig, stokkerig, stakerig
onbeholpen (bn) :
onhandig, knullig, stuntelig, lomp, links, klungelig, stumperig
omslachtig (bn) :
onhandig, onbeholpen, onpraktisch, nodeloos ingewikkeld
onbehouwen (bn) :
onhandig, grof, bot, ongemanierd, lomp, ruw, plomp, log
knullig (bn) :
onhandig, amateuristisch, onbeholpen, prutserig
stumperig (bn) :
onhandig, onbeholpen, sullig, klungelig
lomp (bn) :
onhandig, houterig, onbeholpen
klunzig (bn) :
onhandig, knullig, krukkig
links (bn) :
onhandig, lomp, onbeholpen
harkerig (bn) :
onhandig, stijf, houterig
stokkerig (bn) :
onhandig, stijf, houterig
lullig (bn) :
onhandig, sukkelig

woordverbanden van ‘onhandig’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Deze woorden, die eigenlijk te kennen geven dat een wezen is zonder iets, dat zijne bewegingen regelt, zijn meer in figuurlijken dan in eigenlijken zin in gebruik. Breidel, toom en teugel drukken vrij wel hetzelfde uit; het eerste is verouderd en alleen nog in deftigen stijl in gebruik; zoo is ook breidelloos meer in hoogeren stijl, teugelloos en toomeloos in de taal van het dagelijksch leven in gebruik voor iets of iemand, die zonder eenig stuur of eenig bedwang voortgaat. Onbeteugeld veronderstelt dat er wel bedwang aanwezig kon zijn, doch dat de teugel niet wordt aangelegd. Hetzelfde is het geval bij bandeloos en onbandig. Bij bandeloos is er geen band, bij onbandig (thans verouderd, en nog slechts in het oosten van het land in gebruik) wordt er niet om den band gegeven. Terwijl de eerste woorden meer op het niet beperken der krachtsuiting zien, heeft men bij de beide laatste meer de niet beperking in zedelijken zin op het oog. Toomelooze eerzucht, eene teugellooze menigte. Het bandeloos gemeen, onbandige begeerten.

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

onhandig
behendig, handig, rad, vaardig

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0039 c