insluiten

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

insluiten (ww) :
opsluiten, omringen, omsluiten, omsingelen, inbedden, inmetselen, encadreren
insluiten (ww) :
inhouden, veronderstellen, omvatten, impliceren
insluiten (ww) :
bijvoegen, bijsluiten
insluiten (ww) :
blokkeren, versperren

als synoniem van een ander trefwoord:

beperken (ww) :
beteugelen, inhouden, insluiten, bedwingen, verkleinen, verkorten, terugdringen, matigen, terugbrengen, reduceren, inkrimpen, inperken, limiteren, indammen, intomen, beknotten, besnoeien, breidelen
inhouden (ww) :
voorstellen, bevatten, luiden, besluiten, betekenen, insluiten, zeggen, meebrengen, omvatten, aanduiden, impliceren, beduiden, behelzen, inhebben
impliceren (ww) :
inhouden, betekenen, insluiten, mede inhouden, omvatten, met zich meebrengen, erin opgesloten liggen, erop neerkomen
omvatten (ww) :
omhelzen, insluiten, omgeven, omklemmen, omarmen, omsluiten, omsingelen, omstrengelen, omspannen, omknellen, omvademen
bevatten (ww) :
bedragen, inhouden, insluiten, tellen, herbergen, omvatten, hebben, als inhoud hebben, omsluiten, vatten in, behelzen
omgeven (ww) :
omkleden, insluiten, omringen, omvatten, omsluiten, omsingelen, omboorden, omramen, omgorden
opsluiten (ww) :
vastzetten, insluiten, achter slot en grendel zetten, kerkeren, gevangenzetten
blokkeren (ww) :
vastzetten, stoppen, insluiten, versperren, afsluiten, afzetten, belemmeren
omringen (ww) :
insluiten, omgeven, omsluiten, omsingelen, omheinen, omgorden
sluiten (ww) :
opsluiten, insluiten, opbergen, wegbergen, wegsluiten
begrenzen (ww) :
beperken, insluiten, afbakenen, afperken

woordverbanden van ‘insluiten’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Zich rondom iemand of iets bevinden, of trachten er een kring omheen te vormen. Insluiten duidt dit het sterkst aan, en geeft te kennen dat de kring gesloten is, zoodat er aan ontkomen niet valt te denken. Omsingelen is langzamerhand geheel omringen, nauw omsluiten. Omgeven, omringen, en soms omsingelen, met een persoonsnaam tot voorwerp, onderstellen altijd, dat de handeling met een bepaald doel geschiedt, hetzij tot betooning van eerbied, hetzij uit belangstelling, nieuwsgierigheid, enz. Een talrijk gevolg van edelen omgaf den Vorst. Zijne vrienden omringden hem. Het gemeen omsingelde den vreemdeling en liet hem geen oogenblik rust. Insluiten, omsingelen en berennen onderstellen een omringen met een vijandelijk oogmerk (met de drie andere woorden is dit niet altijd het geval), en worden meest gebezigd ten opzichte van legers of vestingen, die men belegeren wil. Insluiten en omsingelen worden echter ook van enkele personen gebezigd. Willem van Oostervant was in Zierikzee ingesloten. Bazaine bemerkte dat hij ingesloten was. Berennen, thans in onbruik, was bij onverwachts, snel insluiten, een snellen aanval doen met voetvolk en met ruiterij (rennende aanvallen), zoodat de bezetting den tijd niet had zich op een beleg voor te bereiden.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 303:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 10:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

insluiten
uitsluiten

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0025 c